5 sterren voor Josquin The Undead in De Standaard

recensie klassiek door Sofie Taes in De Standaard van 23 oktober 2021

Graindelavoix
Josquin, the undead: laments, deplorations & dances of death

*****
Graindelavoix redt superster oude muziek

Dat het Josquin-album van het ensemble Graindelavoix er überhaupt kwam, mag een mirakel heten. Door corona was er geen geld meer. Maar kijk, nu ligt er een parel.

Ze misten de eindejaarslijstjes met winnaars en kneusjes onder de platen die aan de 500ste sterfdag van polyfonist Josquin des Prez waren gewijd. Het heeft zelfs weinig gescheeld of er was helemaal geen Josquin-album van Graindelavoix. ‘De pandemie heeft er zwaar in­gehakt. Doordat alle concerten werden geschrapt, stuikte onze begroting in elkaar’, zucht frontman Björn Schmelzer. ‘Plots konden we ook die Josquin-cd niet meer maken.’ Dankzij een schenking van een fan (‘ongelooflijk dat zoiets nog kan’) en een residentie bij de Italiaanse stichting Spinola Banna kon de groep nog net in het staartje van de Josquinhausse bijten.

Back to the future

Het is in de oudemuziekscene zoals op de speelplaats: er zijn queen bees, meelopers en outcasts die het gewend zijn bij trefbal een tik tegen de knikker te krijgen. Het kritische vermogen van Graindelavoix blijkt na twintig jaar van occasionele builen onaangetast. Uit de liner notes bij Josquin the undead: ‘Onze interpretaties vertrekken van historische repertoires maar zijn overtuigd anti-historicistisch.’ Of je de historische uitvoeringspraktijk zo niet te makkelijk ontmant? ‘Ik ben er niet van overtuigd dat we om oude muziek te kunnen uitvoeren, moeten uitzoeken hoe het leven toen was. Muzikanten proberen vaak het gat in de tijd dicht te rijden om de vervreemding uit te vlakken. Maar mensen waren toen evengoed vervreemd van zichzelf. En dat gat in de tijd, daar moet je als uitvoerder net inspringen. Het is de plek waar je muziek voor vandaag kan maken.’ Meer zelfs, met genieën als Josquin gaat het terug naar de toekomst: ‘We moeten af van de neerbuigende idee dat kunstenaars van dat kaliber voor hun tijdgenoten werkten. Josquin componeerde voor het nageslacht. Voor ons.’

Een plaat maken in een jaar waarin het al Josquin is wat de klok slaat: meesurfen op de mainstream? ‘Natuurlijk wil je aandacht voor je werk. En zo’n herdenking levert pers en speelkansen op. Maar er is meer. We wilden Josquin redden uit de verkeerde handen. Bepaalde politieke stromingen komt het goed uit om kunstenaars tot slippendragers van het establishment te maken. Een genie als Josquin wordt dan gebrandmerkt als een parochiale fiedelaar die deed wat mecenassen, prinsen en pausen hem opdroegen. Wel, ik geloof dat niet. Ik zie het dan ook als onze morele plicht om hem als artiest te tonen.’ Wat met de plicht om kleinere meesters van de vergetelheid te redden? ‘De idee dat je zoveel mogelijk nieuwe, onontdekte muziek moet brengen, volg ik niet. Integendeel, ik pleit voor zoveel mogelijk van hetzelfde! De essentie is wat ontstaat in de ruimte tussen verschillende uitvoeringen: de universele Josquin.’

Spiegelpaleis

Josquin the undead werd geen hommage aan de onsterfelijke, maar aan de ‘ondode’ Josquin. Een half schertsende titel, geeft Schmelzer toe, al ziet niet iedereen er de humor van in. ‘Ik hoorde zelfs van iemand die de plaat wilde kopen maar ervan afzag door de schedel op de cover!’ De idee van de ondode componist is (gelukkig) niet alleen farce, maar ook de clou van de plaat. ‘Josquin was bij leven al een legende. Na zijn dood schoot zijn ster zo hoog dat heel wat fakes onder zijn naam werden gepubliceerd. De Duitse uitgever Georg Forster zei in 1540 al dat Josquin meer na, dan voor zijn dood had geschreven (lacht). Een kunstenaar die zo wordt gehypet en gemonumentaliseerd, wordt onaantastbaar. Niet levend en niet dood, maar “ondood”’. Als superster was Josquin ten dele een fabricatie van de tijd. En van slimme marketeers, zoals Tielman Susato, de Antwerpse drukker die in 1545 een herdenkingsbundel uitgaf met een mix van canonieke en apocriefe werken. De ‘Antwerpse Josquin’ die Susato zo boetseerde, was niet bepaald een vrolijke Frans, aldus Schmelzer: ‘Alle liederen gaan over inertie, impotentie, falen, liefdesverdriet, spijt en doodsdrift … Je krijgt het gevoel dat Josquin met deze werken, die hij schreef in Noord-Frankrijk tijdens zijn pensioen, zijn eigen dood in scène zet. Hij was zich duidelijk bewust van zijn bijzondere status als kunstenaar. Misschien was hij zelfs een beetje een narcist.’ Een modernist, dat zeker: Josquin kon als geen ander minuscule motiefjes tot mollige liederen vilten. ‘Daar zit je dan traktaten over compositie te lezen. Komt een Josquin die zegt: “Fuck off met die regels.” Misschien vinden we zijn muziek net daarom het beste van het beste? Voor mij is dat een reden om ook voor vandaag componisten te wensen die “nee” zeggen. Zij maken muziek die blijft boeien en je doet voelen hoe de luisterervaring met de jaren verandert. Hun werken zijn als spiegelpaleizen: door alle reflecties heen zie je uiteindelijk jezelf.’

Gewoon mooi

Schmelzer, immer bevlogen en geopinieerd, heeft zelf wel iets van een profeet. Dat zijn muziek soms zo weerbarstig is dat ze als draadvlees tussen je tanden blijft steken, durfde in het verleden wel eens roet in het eten te gooien. Niet zo op deze plaat, de meest intimistische Graindela­voix tot dusver. De meest genereuze ook, met een sound die zelfs verbleekte knekels kan verwarmen. Schurende dissonanten, folky zangtechnieken, off the charts versieringen: dat heet vintage Graindelavoix, maar was nooit spek naar ieders bek. Maar ditmaal zitten de weerhaakjes stevig in het vlees van de groepsklank, waardoor het gimmick-gehalte nagenoeg nihil is. De negen uitvoerders zouden elkaar zelfs blindelings vinden, maar doen het met de ogen wijd open: spannend. Het beste nieuws: deze plaat is gewoon mooi. ‘Ik zou willen dat de luisteraar meegezogen wordt. Dat dit iets doet met iemand’, aldus Schmelzer. Missie geslaagd: de ondode is geen zombie maar een warm lijf waartegen het zalig schurken is.